Ok. Let goed op: voor je staan drie emmers. Onder één van die emmers ligt geld. Ik vraag je om één emmer te kiezen, waarvan jij denkt dat het geld eronder ligt. Hoe groot is de kans dat je het goed hebt? 1 staat tot 3. Nu keer ik één emmer om, maar niet de emmer die jij koos. Daaronder blijkt niks te liggen. Denk je nu nog steeds dat het geld onder jouw emmer ligt? Ik zou voor die andere emmer gaan. De kans is nu groter dat het geld onder de emmer ligt die jij niet koos, namelijk 2 staat tot 3, ongeveer 66% dus!
Zeg eens eerlijk: snap jij wat ik hierboven schrijf over jouw kans op het kiezen van de goede emmer? En… geloof je me? Toen iemand mij deze casus voorlegde snapte ik er de ballen van. Ik bleef erbij dat de kans uiteindelijk 50/50 moest zijn, als er nog twee emmers over waren. Pas toen ik het (fantastische) programma Eureka zag waarin dit werd uitgelegd en laten zien aan de hand van experimenten en echte emmers, snapte ik het. Om je uit je lijden te verlossen, bekijk de aflevering. Handig voor als je een keer een miljoen wilt winnen!
Wat zegt dit?
Deze specifieke casus geeft aan dat sommige dingen lastig te bevatten zijn. Of te complex zijn om in woorden te vangen. Niet voor iedereen zal dit voor dezelfde dingen gelden. Misschien dat een wiskundeleraar mijn uitleg hierboven direct begrijpt. Maar misschien dat een basisschoolleerling zelfs niet genoeg heeft aan de aflevering van Eureka met uitleg. Misschien moet deze leerling zelf ondervinden hoe het werkt met emmers en zakjes geld.
Er zijn meerdere theorieën over leerstijlen, waaronder het ervaringsleren van Kolb. Kolb gaat uit van een leercyclus die iedereen in elk leerproces doorloopt. In de figuur hiernaast zie je de verschillende fases van de leercyclus:
1. In de eerste fase leert men door te doen of te ervaren (doeners).
2. In de tweede fase leert men door waar te nemen en te overdenken (dromers).
3. In de derde fase wordt geleerd door analyse en denken (denkers).
4. In de vierde fase wordt geleerd door actief te experimenteren (beslissers).
Kolb gaat ervan uit dat iedereen een voorkeursstijl heeft en een fase waarmee hij of zij het liefst start. Toch moeten volgens hem alle fases doorlopen worden, om effectief te leren. Meer informatie over deze en andere leerstijltheorieën, verwijs ik je door naar de blog Zoveel leerstijlen, zoveel werkvormen. Zoals in die blog ook beschreven staat, is het geen geheel wetenschappelijk verantwoorde theorie. Toch denk ik dat het een specifieke essentie pakt: iedereen leert op een ander niveau en op een andere manier. Het is goed daar aandacht aan te besteden en deze theorie geeft daar een duidelijk raamwerk voor.
Even de aandacht op fase 1 & 4
Ik ben ervan overtuigd dat er, uitgaande van deze theorie, veel ruimte is voor de fases 2 en 3 in ons onderwijs. Denken, planmatig werken en analyseren sluiten goed aan bij onze kenniscultuur dus worden veel gebruikt. Logisch. Maar laten we de andere fases niet vergeten! Ik hoop dat je in mijn inleiding van deze blog zelf ontdekt hebt hoe belangrijk het kan zijn om daadwerkelijk te ervaren hoe iets zit, om daarmee te experimenteren. De opdracht die ik jullie mee wil geven sluit hier op aan.
Doen dus!
Bedenk voor jouw vakgebied hoe je bepaalde vaardigheden of kennis kunt uitleggen door middel van experimenten en ervaringsleren. Neem eens een paar uurtjes om al jouw lesstof door te werken en schrijf alles op wat je kunt verduidelijken door het ‘echt’ te maken. Deze lijst met ideeën kun je jaar in jaar uit gebruiken, dus het is de investering dubbel en dwars waard! Let op, het moet wel in dienst staan van de lesstof natuurlijk, een show om de show heeft niet hetzelfde effect.
Inspiratie?
Wil je wat ideeën voor werkvormen en het ‘echt maken’ van jouw lesstof? Google dan Walter Lewin eens of bekijk wat filmpjes van hem. Of kijk eens op de website van Jos de Kleijn. Ook verwijs ik je weer door naar de blog Zoveel leerstijlen, zoveel werkvormen.
Ben benieuwd, hoe heb jij jouw vak tot ‘leven gewekt’? Deel hieronder je ideeën!