Toetsweek? Voor de meeste leerlingen is het een dramaweek.

Gepubliceerd op: 17 oktober 2022
Door: Angelica Ettema

Wat gebeurt er binnen de muren van het voortgezet onderwijs? Hoe bereiden mentoren hun lessen voor en hoe maken ze leerlingen enthousiast? Op dit soort vragen geven we antwoord door regelmatig het podium aan de hoofdpersonen te geven. Teamleiders, mentoren, leerlingen en ouders bloggen op eigen wijze over hun ervaringen. In deze blog is het woord aan Angélica Ettema, docent CKV en mentor op het Yuverta College in Montfoort. Ze legt met een concreet voorbeeld uit waarom een persoonlijke benadering, ook ten tijde van de toetsweken, belangrijk is.

“Hoe voorkom je als mentor dat leerlingen overlopen in een toetsweek? Hoe laat je ze beseffen dat studievaardigheden zo belangrijk zijn? Voor de meeste leerlingen blijft het een abstract begrip. Totdat ze inzien dat het in principe alleen maar gaat over plannen, over het leren leren en vooral over de juiste leerstrategie. Het jezelf gemakkelijk maken door erachter te komen wat voor jou de juiste weg is. De weg naar de toetsweek toe en natuurlijk ook de week zelf. Als het je lukt om jouw leerlingen daar meer bewust van te maken, dan help je ze als mentor enorm. Meer dan je je misschien wel beseft.”

Iedereen is anders, iedereen leert anders.

“Hoe vaak heb je dat als mentor al gehoord? Tijd investeren in je eigen mentorleerlingen. Dat horen we heel vaak, maar het is dan ook dé basis voor alles. Als mentor is het mijn taak om mijn leerlingen te kennen. Ik vind het elk jaar heerlijk om die zoektocht te starten en aan het einde van het schooljaar weer af te sluiten. Althans, het is nooit helemaal afgesloten. Er zijn nog veel mentorleerlingen die me ook het jaar erna opzoeken in mijn lokaal om even een praatje te maken. Ze komen dan graag even vertellen hoe goed hun stage verlopen is, of hoe het cijfer van Engels nu tóch omhoog gegaan is, omdat de studievaardigheden-les van vorig jaar toch écht wel nuttig was. Die zoektocht naar het leren kennen van de leerlingen is belangrijker dan we denken. Pas dan kun je ze goed begeleiden bij het leren leren en het voorbereiden voor een toetsweek.

Wat past bij wie?

Om erachter te komen welke manier van leren past bij wie is mijn advies; begin met activerende werkvormen zodra je in de klas met het thema ‘studievaardigheden’ start. Er zijn uiteraard veel verschillende manieren. Ik pik er even eentje uit waar ik altijd mee begin. Laat ze aan elkaar vertellen hóe ze leren. Ik merk dat ze van elkaar sneller iets aannemen dan van mij. In groepjes een aantal onderwerpen bespreken met elkaar. Neem de leerlingen letterlijk mee in de stof die op de toetsweek aan bod komt. Een toets van biologie over het menselijke lichaam? Neem ze mee. Neem de leerlingen mee naar dit hoofdstuk en vraag ze om de beurt te vertellen aan elkaar hoe ze zich voorbereiden voor deze toets. Een presentatie in de toetsweek voor maatschappijleer? Neem ze mee in de stof. Over welk thema moet de presentatie gaan? Laat ze erover vertellen. Op die manier zijn ze meteen al bezig met de inhoudelijke stof. Vraag ze aan elkaar te vertellen hoe ze met de zenuwen omgaan. Een presentatie houden is altijd spannend. Hoe houd je je zenuwen in bedwang. Laat ze aan elkaar vertellen hoe ze zich hierop voorbereiden. Op die manier, met een actieve werkvorm, zijn ze ontspannen bezig met het thema studievaardigheden.

Ik persoonlijk heb de ervaring dat het op die manier voor de leerlingen niet een te zwaar thema wordt en ze meestal ook nog iets oppikken van hun klasgenoten. En ja, er zijn altijd uitzonderingen. Leerlingen die stoer zijn en zeggen: “Oh, ik leer nooit voor een toets”. Die heb je er altijd bij. Ga er niet te snel op in en laat ze meegaan in het gesprek van het groepje. Het kan verrassende gesprekken opleveren. Wat ook kan gebeuren is dat je merkt dat een leerling tegen hele andere dingen aanloopt. Bijvoorbeeld dat het thuis niet lekker loopt en er helemaal geen rustige plek is om te leren. Dat er hele andere zorgen zijn dan een toetsweek. Deze leerling zal stiller zijn en niet actief meedoen aan deze werkvorm. Als ik dat opmerk probeer ik later in de week deze leerling even apart te spreken. Gewoon checken of hij of zij misschien iets heel anders nodig heeft voor de toetsweek. Afgelopen week had ik dat gevoel bij Kirsten, een meisje uit mijn klas.

Thuisbasis niet overal gelijk

Nadat de eerste schoolweken voorbij gevlogen zijn, kwam ik erachter dat Kirsten helemaal niet zo stabiel en rustig is als ze in de klas doet vermoeden. Haar telefoon was afgepakt bij wiskunde. De les daarna zat ze bij mij. Tijdens de uitleg van de nieuwe CKV opdracht begon ze iedereen af te leiden. Ik waarschuwde haar een paar keer. Wat me meteen duidelijk werd was dat de waarschuwingen geen indruk maakten op Kirsten. Ze lachte erom, het deed haar niks. Zo kende ik haar nog niet.

Op het moment dat ik middenin mijn stuk uitleg zit over Kunst met een maatschappelijke boodschap staat Kirsten op en loopt naar de prullenbak om iets weg te gooien. Provocerend en de grens aan het opzoeken. De klas wacht duidelijk af wat ik ga doen. Ik negeer haar en wacht even met mijn uitleg. Het blijft stil. Kirsten loopt terug naar haar plek, kijkt mij aan, lacht en zegt: “Stoor ik? Anders geef je me toch rood en stuur je me er toch uit? Mijn telefoon is ook al afgepakt, dus het boeit mij helemaal niks meer!” Ik laat haar opmerking even bezinken en reageer niet meteen. Als ze weer gaat zitten vervolg ik mijn uitleg en laat haar even in haar opstandige bui zitten. Ze wordt stil en legt haar hoofd op de tafel. De klas gaat na mijn uitleg lekker aan de slag en begint met tekenen. Er wordt gekletst en iedereen is lekker bezig. Ik loop langs de tafel van Kirsten. Ze huilt….. Ze huilt oprecht. Er is duidelijk iets aan de hand.z

Ik vraag haar om even mee te lopen naar de gang. Daar vertelt ze me dat haar moeder haar gebeld heeft. Tijdens de wiskunde les. Waarop de wiskundedocent haar telefoon ingenomen heeft. Ze zegt me dat het heel belangrijk is dat ze haar moeder altijd opneemt. Als ik haar vraag waarom, vertelt ze me wat er thuis aan de hand is: “Mama heeft MS en niet veel kracht meer. Als ze valt heeft ze iemand nodig om haar te helpen. Soms is er niemand in de buurt en belt ze mij. Ik moet dan naar huis om mama meteen te helpen. Maar nu kon ik niet opnemen en ben ik heel bang. Ik weet niet wat er met mama is en misschien ligt ze al heel lang op de vloer. Ik wilde dat u mij eruit stuurde, zodat ik naar mijn telefoon kan. Ik móet mama terugbellen. Ik móet weten wat er is….”

Uiteindelijk hebben we samen gebeld en ging het gelukkig goed met mama. Maar dit laat zien dat er achter elk kind een verhaal zit. Niet elke leerling is wat hij of zij laat zien. Om jouw leerlingen goed te kunnen begeleiden op het gebied van plannen en voorbereiden voor een toetsweek, zul je moeten weten wat er in het hoofd afspeelt. En wat er thuis afspeelt. Hoe je daar achter komt? Heel simpel. Door op ontspannen momenten met ze te kletsen. Te vragen naar thuis of naar familie. We kunnen als mentor heel veel tijd steken in een prachtige powerpoint over studievaardigheden, mooie actieve werkvormen in groepjes waar leerlingen hun ervaringen delen met elkaar, maar er zullen leerlingen bij zijn die zich daar ongemakkelijk bij voelen. Leerlingen die je minder goed kent dan je denkt. Deze leerling zul je niet bereiken als je er geen tijd voor maakt. Inspelen en inleven in hun leefwereld is noodzakelijk om ze goed te kunnen begeleiden.

Welke leerstrategie past bij wie?

En natuurlijk mag je de leerlingen die het allemaal makkelijk af gaat niet vergeten. Maar de leerlingen waarbij je een onderbuik gevoel krijgt dat de toetsweek een dramaweek gaat worden, die leerlingen hebben jou hard nodig. Elk op hun eigen manier. En de ene leerling zal heel veel hebben aan de momenten dat je even samen gaat zitten om alles goed te plannen, terwijl een andere leerling veel meer heeft aan een momentje van rust. Na schooltijd een uurtje te blijven om op school te leren. In alle rust, omdat er thuis geen rust is.

De meeste van mijn leerlingen vinden het echt niet leuk om over dit onderwerp te praten. Maar ik probeer ze, o.a. in de mentorlessen, toch iets te vertellen over bijvoorbeeld het leren plannen. Over je eigen leerstijl ontdekken, over PTA’s en uiteraard over het nut van tijd investeren en tijd nemen voor school. Maar ik benoem ook dat ik snap dat ze daar geen zin in hebben. En dat ik snap dat een toetsweek spannend, ingewikkeld en doodvermoeiend kan zijn.

Laat je mentorleerlingen merken dat je ze steunt. Moedig ze aan. Toon begrip en vertel ze dat je altijd wilt helpen. En beloon ze na de toetsweek! Pak een momentje na de toetsweek om met ze te kletsen over hoe het ging. Waar ze tegenaan gelopen zijn. Wat ze lastig vonden. Want al deze informatie zorgt ervoor dat je ze gaat begrijpen, dat je hoort en ziet waar hun valkuilen zitten en dat je ze écht leert kennen.

Met al deze informatie kun jij als mentor ervoor zorgen dat hun volgende toetsweek geen dramaweek wordt!”

Misschien vind je dit ook interessant

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Search