Motivatie: hoe werkt het ook alweer?
Volgens de zelfdeterminatietheorie van Deci & Ryan zijn drie factoren bepalend voor motivatie: competentie, autonomie en relatie. Die laatste is voor een mentor cruciaal. De verbinding die een leerling voelt met de mentor is de sleutel tot meer motivatie voor school(werk). Deze sleutel wil je stevig in handen hebben en vervolgens functioneel inzetten. Hoe doe je dat?
De confrontatie
Wat we vaak doen wanneer we ons zorgen maken over de (achterblijvende) resultaten van een leerling, is hem of haar in een gesprek deelgenoot maken van deze zorgen. Vervolgens gaan we verder over de eventuele oorzaak, en proberen we hen te ‘motiveren’ om zich toch in te zetten. Dit klinkt als een goede strategie, maar dat is het vaak niet. Voor de leerling is het probleem (‘mijn schoolresultaten of gedrag zijn niet oké’) en de oorzaak doorgaans al bekend. Hem of haar bij aanvang van een gesprek wijzen op wat níet goed gaat kan confronterend zijn, waardoor de leerling al direct geen zin meer heeft in het gesprek. Daarmee duw je zowel jezelf als je leerling in een rol (de ‘dramadriehoek’) waarmee ongelijkwaardige communicatie ontstaat. In plaats van een sleutel gebruik je nu een schaar waarmee je de soms fragiele verbinding tussen jou en deze leerling verbreekt.
Hoe kun je het gesprek aangaan waardoor je wél effectief kunt motiveren?
Hiervoor zijn drie stappen belangrijk:
Stap 1: definieer de positieve eigenschap
Neem voor het gesprek even de tijd om te bedenken welke positieve karaktereigenschappen je kent van deze leerling. Dit is niet altijd makkelijk bij leerlingen die op school gedrag laten zien dat wij als onwenselijk ervaren. Realiseer je daarbij dat al ons gedrag ontstaat vanuit een positieve eigenschap (zie ook deze video): een grote mond is ook een vorm van daadkracht, alle vakken ‘onzin’ vinden getuigt wellicht van kritisch denken, en afkijken is lef hebben en toont een vorm van bewijsdrang. Deze positieve en meer onderzoekende ‘bril’ is een belangrijke schakel in het zoeken naar verbinding.
Stap 2: stap uit de context
Een ‘leerling’ heeft deze benaming alleen binnen de muren van school. Daarbuiten is die leerling ook grote zus, waardevol teamgenoot, loyale vriend of collega. Je hiervan bewust zijn is belangrijk, omdat een school en de rol van ‘leerling’ nu eenmaal niet het beste in sommige mensen naar boven haalt. Dit is ook direct de reden om niet over school te beginnen wanneer je zoekt naar motivatie voor… school. Ga in plaats daarvan het gesprek aan over de rollen die deze leerling buiten de muren van de school heeft. Doe dit aan de hand van de positieve eigenschappen die je – wellicht met moeite – hebt gedefinieerd. Probeer te achterhalen waar deze leerling die eigenschappen op succesvolle wijze in weet te zetten. Want die brutale leerling kan zijn initiatief en daadkracht als spits op het voetbalveld goed gebruiken. En de leerling die ongeïnteresseerd en dromerig zit te tekenen is net toegelaten tot een designcursus. Start je gesprek met de intentie te achterhalen wat er wél goed gaat in het leven van deze ‘leerling’. Geef ruimte voor trots, hoe klein ook, en die ruimte wordt beloond met een gevoel van verbinding dat een leerling ontvankelijker maakt voor jouw boodschap.
Stap 3: terug naar school
Laat de leerling zelf bepalen welke positieve eigenschappen zij in zichzelf herkennen, en breng het gesprek uiteindelijk terug naar school. Hoe kunnen zij deze eigenschappen inzetten op zo’n manier dat hun gedrag of resultaten kunnen verbeteren? Dit laatste deel van het gesprek hoeft niet lang te duren, en je hoeft daar ook niet sturend in te zijn. Laat de leerling zelf bedenken (autonomie!) hoe hij of zij het schooljaar naar een beter einde kan brengen.
Deze manier van gesprekken voeren zorgt voor een meer gemotiveerde leerling. Niet alleen doordat je de verbinding met de leerling vergroot, maar ook doordat zij nadenken over hun eigen kwaliteiten. Hiermee versterk je ook het competentie–element uit de zelfdeterminatietheorie, en sla je in feite twee vliegen in één klap!