De les begint met het bedenken van verschillende manieren om woordjes te leren en een tip om beter naar de opbouw van woorden te kijken. Vervolgens oefenen leerlingen met drie methodes: flitskaarten, woordtekeningen en de flapmethode, waarbij ze zelf actief de betekenis van woorden oefenen. De les sluit af met een reflectie waarin leerlingen bespreken welke methode voor hen het meest effectief en prettig was.