Vallen en opstaan: dat moet je leren!

Gepubliceerd op: 14 september 2016
Door: Martina Nieuwenhuis

Een vriendin van mij heeft twee zoontjes. Toen de eerste begon met kruipen, merkte ik een verschil tussen mijzelf en mijn vriendin. Zette hij namelijk zijn handen verkeerd neer waardoor hij (bijna) onderuitgleed, dan schrok ik en dat was aan mij te zien. Het kind keek op, zag mijn reactie en reageerde door te huilen. Mijn vriendin (die al aardig gewend was aan het vallen) reageerde veel rustiger, wat haar zoon kalmeerde. Vallen en opstaan moet je leren en je omgeving heeft daar invloed op. In een editie van HP de Tijd las ik hier een aantal interessante artikelen over. In deze blog beschrijf ik de inzichten en theorieën die ik uit deze artikelen heb gehaald. 

Talent voor vallen en opstaan?

Elk mens heeft te dealen met een pakket van eigenschappen dat bij hem hoort. Dit pakket heeft invloed op hoe een individu omgaat met teleurstelling. Als je denkt aan je eigen omgeving kun je vast de positieve mensen onderscheiden van de mensen die meer moeite hebben met opkrabbelen na een teleurstelling.

Deels is dat pakket met eigenschappen gevormd door DNA en dus door de eigenschappen van ouders en familie. Het blijkt dat zelfs een trauma (en dus angst) van generatie op generatie doorgegeven kan worden.

Deels ook worden eigenschappen gevormd door invloeden van buitenaf. Een belangrijke fase in die ontwikkeling van eigenschappen van een individu is de pubertijd. Psychiatrische stoornissen komen in deze periode het meest tot uiting. Dit lijkt te maken te hebben met de hoeveelheid hormonen, de manier waarop hersenbanen (blijven) functioneren en met sociale vergelijking.

De pampergeneratie

De psychische hulpvraag onder jongeren is toegenomen. Er zijn steeds meer meldingen van jongeren met burn-outs, stress en depressies. Dit kan natuurlijk liggen aan het feit dat het beter geregistreerd wordt óf dat de drempel om hulp te vragen lager is. Een andere factor die hier mogelijk invloed op heeft gehad is de opvoeding van deze jongeren.

De generatie vanaf de jaren negentig wordt ook wel de pampergeneratie of de pretparkgeneratie genoemd. Kenmerkend aan deze opvoeding is de té beschermende rol van ouders. Wat ik beschreef in de inleiding is daar een voorbeeld van: meeschrikken met het kind en het kind het liefst opvangen vóór het valt. Door te veel bescherming te geven als ouder, leert het kind niet om te gaan met teleurstellingen en moeilijke situaties. Het kind ontwikkelt zo geen ‘coping skills’. Bij te veel bescherming hoort ook te veel prijzen, want je wilt het kind niet teleurstellen. Een kleiwerkje is ‘geweldig’ en het antwoord op de vraag van de docent is ‘super goed’. Terwijl er misschien best een kanttekening te plaatsen is, het antwoord simpelweg naar verwachting is of het kleiwerkje leuk en een uitnodiging voor verdere verbetering van de kleicompetenties. Oftewel, de pampergeneratie mocht veel, werd geprezen en kent daarom weinig teleurstelling.

De maatschappij

Als je vervolgens vanuit deze beschermde ‘eigen’ wereld steeds meer zelfstandig in de maatschappij terecht komt, kan dat vies tegenvallen. De maatschappij prijst je alleen als je iets écht goed doet, je moet hard werken om ergens te komen en soms lukt het simpelweg niet.

Deze ingewikkelde en harde mentaliteit van de maatschappij is een kanttekening die geplaatst wordt bij de theorie van de pampergeneratie en het effect daarvan op de psychische gesteldheid van deze generatie. De maatschappij hanteert namelijk het principe dat succes een keuze is. En als succes een keuze is, dan is mislukking dat automatisch ook. Als iets niet lukt, wat je in deze maatschappij heel duidelijk gemaakt wordt, heb je daar dus zelf voor gekozen. Die druk op het maken van goede keuzes en goed doen geeft stress, wat de groei in aantal hulpvragen ook zou kunnen verklaren.

In de jaren zeventig ontwikkelden we het idee dat de mens maakbaar is. Een interessante gedachte. Tegenwoordig lijkt er echter in de mentaliteit van de maatschappij een verplichting tot succes bijgekomen te zijn. Van ‘de mens is maakbaar’, naar ‘de mens moet het maken’. Heb je dan een keer geen succes? Dat resulteert in opgeven of enorm zelfverwijten. Zeker als je niet goed kunt omgaan met teleurstelling.

En nu?

Om te beginnen, is het belangrijk om bovenstaande informatie over de pampergeneratie als theorie te benaderen, niet als vaststaande werkelijkheid. Het gaat namelijk ook met heel erg veel jongeren goed en onze maatschappij heeft heel mooie kanten. Wat we er wel uit kunnen meenemen zijn de volgende inzichten, zowel in de opvoeding van een nieuwe generatie, als voor onszelf en in het onderwijs:

  • Gun iedereen zijn of haar eigen fouten.
  • Vertrouw op de weerbaarheid van jezelf en anderen.
  • Wees gepast trots op jezelf en anderen.
  • Vergelijk jezelf niet met anderen. Vergelijk anderen ook niet met elkaar. Mensen moeten hooguit met zichzelf vergeleken worden om te bekijken hoe ze zich ontwikkelen. Ieder heeft zijn eigen talenten én dingen die minder goed gaan.
  • Geef jezelf en anderen duidelijkheid en heldere grenzen.
  • Vallen en opstaan hoort erbij, het is belangrijk om dat mee te geven.
  • Ben er voor kinderen in de pubertijd. Wees een veilige haven. Blijf in de buurt. Dat is iets anders dan het leven regisseren, het gaat eerder om het in goede banen leiden. Een mooie uitspraak: “99 van de 100 keer dat je er bent, ben je niet nodig. Maar voor de ene keer moet je er zijn.”
  • Train coping skills en reflecteer hierop. Voor jezelf, maar ook samen met jongeren, thuis én op school.

Ik ben benieuwd hoe jij aankijkt tegen de theorie rondom de pampergeneratie en wat we hieruit mee kunnen nemen voor onszelf én voor in het onderwijs. Ik lees je reactie graag hieronder!

Bron: HP de Tijd, uitgave maart 2016.

Misschien vind je dit ook interessant

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Search