Tumult rondom het schoolvak Nederlands: hoe en wat?

Gepubliceerd op: 13 februari 2016
Door: Martina Nieuwenhuis

Oké, komt-ie: persoonsvorm tegenwoordige tijd enkelvoud of meervoud, ’t kofschip, bijvoeglijke naamwoorden, alinea’s, sterke werkwoorden, letterlijk of figuurlijk, rijm, hoofdgedachte, fictie en signaalwoorden. Voor veel leerlingen zijn dit wat willekeurige termen die ze op school leren, maar al die termen horen bij elkaar: ze komen samen in de Nederlandse taal. Een taal die we bijvoorbeeld gebruiken om met elkaar te spreken, om dingen op te schrijven, geschiedenis te achterhalen, om kunst mee te maken of nieuwe ontdekkingen onder woorden te brengen. Het bewustzijn van (die rol van) onze taal als geheel is een belangrijk onderdeel van het manifest dat leraren en wetenschappers presenteerden over het schoolvak Nederlands. Volgens hen moet het schoolvak Nederlands veranderen. Hoe? De ondertitel van het manifest spreekt voor zich: Meer inhoud, meer plezier, beter resultaat. In deze blog de belangrijkste punten op een rij.

Nederlands op school
Manifest Nederlands op school

Waarom verandering?
Veel leerlingen vinden het schoolvak Nederlands niet zo boeiend. Misschien niet zo’n verrassing, als je bedenkt dat de doelstellingen niet vereisen dat je achtergrondkennis hebt en dat de lesinhoud al meer dan 25 jaar oud is. Voor de oplettende lezer: inderdaad, in die periode zijn de USB-stick, de dvd-speler en de GPS uitgevonden én zijn mobieltjes en het internet groot geworden. Je kunt dus gerust zeggen dat het huidige programma niet meer helemaal up-to-date is. En dan hebben we het nog niet eens over al het onderzoek rondom leren en de Nederlandse taal dat de afgelopen jaren gedaan is, de veranderingen in de maatschappij en de daarbij behorende communicatievormen. Er zijn heel wat nieuwe tekstsoorten bijgekomen, denk aan Twitterberichten of de blog als nieuw genres. Het programma sluit daardoor onvoldoende aan bij de maatschappelijke eisen, heeft te weinig inhoud en is niet uitdagend genoeg. En als klap op de vuurpijl is er het feit dat één op de zeven vijftienjarigen functioneel analfabeet is. Wat dat is? Het SLO omschrijft het als ‘het hebben van een dusdanig leesniveau dat je je niet kunnen redden in een geletterde maatschappij’. Heel zorgwekkend dus. Gelukkig biedt het manifest een nieuwe koers: bewuste geletterdheid.

Bewuste geletterdheid in het vak Nederlands: hoe ziet dat eruit?

  1. Meer inhoud en inzicht. Ezelsbruggetjes en trucjes moeten bewuste vaardigheden worden. Daar is kennis voor nodig. Je moet dus weten waarom ’t kofschip bestaat, in plaats van het simpelweg toe te passen. (Nieuwsgierig? Nou, omdat bij het uitspreken van de medeklinkers van ’t kofschip de stembanden niet trillen en die van ‘d govzgib wel. Daarom schrijf je bij happen de verleden tijd als hapte en bij krabben de verleden tijd als krabde. Het verschil is niet altijd duidelijk te horen, vandaar ’t kofschip als geheugensteuntje.)
  2. Samenhang tussen kennis en vaardigheden. De termen die ik in de inleiding noemde, zijn samen onderdeel van één taal, terwijl ze nu als aparte eilandjes benaderd worden. Je leert dat je ‘ik word’ met een d schrijft, maar waarom schrijven we niet ‘ik wort’ en wat heeft deze spellingafspraak te maken met het schrijven van een goede e-mail (communicatie)? En waarom zou je signaalwoorden en bijvoeglijke naamwoorden willen gebruiken of juist vermijden als je een tekst schrijft? Doe je het anders in een zakelijke tekst dan in een fictieve tekst?
  3. Eigen creativiteit wordt beloond. Als het inzicht in taal groter wordt, ontstaat de mogelijkheid om met taal te ‘spelen’. Dat moet gestimuleerd worden en het is zelfs wenselijk dit te toetsen. Hoe? Bijvoorbeeld door schrijfvaardigheid in het centraal examen op te nemen.
  4. De voorwaarden. Een minder hoge werkdruk voor docenten Nederlands, eindtermen die aansluiten op deze nieuwe aanpak én nauwe samenwerking tussen alle betrokkenen bij het schoolvak Nederlands (van wetenschap tot docenten tot uitgevers).

Nederlands, een vaardigheid?
Ja dus! Leerlingen moeten actief bezig gaan om inzicht in taal te verwerven. Ze nemen dit inzicht mee en kunnen er nieuwe situaties mee aan. Ook kunnen ze hierdoor creatiever met taal omgaan: doordat ze vaardig zijn én snappen hoe het zit, weten ze wanneer ze wel of niet mogen afwijken van wat ze geleerd hebben. Zo wordt het programma van het schoolvak Nederlands een heel natuurlijke combinatie van kennis en inzicht (de taal begrijpen), houding (actief bezig gaan om de taal te begrijpen) en vaardigheden (kennis en inzicht kunnen toepassen in nieuwe situaties). Wat helemaal mooi zou zijn? Als de vaardigheid ook in andere vakken terug zou komen. Een opmerking over een niet zo handige titel of rare alinea’s in een werkstuk voor muziek en een streep door een ‘dt-fout’ in een toets van aardrijkskunde. Reken maar dat dit zou bijdragen aan het actief bezig gaan om inzicht in de taal te verwerven!

Wat denk jij?
Eind januari werd het manifest gepresenteerd en er is al veel over geschreven. Oftewel; het raakt een (positieve) gevoelige snaar. Ik ben daarom benieuwd naar jouw ideeën over het manifest of het schoolvak Nederlands. Laat jouw reactie hieronder achter. Wat mij betreft op naar meer inhoud, meer plezier en beter resultaat!

Misschien vind je dit ook interessant

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Search