De tien van Tumult #3: organiseer structuur

Gepubliceerd op: 23 februari 2017
Door: Cors van den Berg

Uiteindelijk valt of staat goed vaardigheidsonderwijs naar mijn mening met een goede structuur; alle betrokkenen – leerlingen, ouders, docenten, mentoren en directie – weten precies wat er wordt bedoeld met (de aanpak van) vaardigheden als tekstbegrip, samenvatten en plannen. Daarover mag geen misverstand bestaan, niet op jaarniveau, maar idealiter ook niet op schoolniveau. Een goede organisatie is wat mij betreft het allerbelangrijkste, maar tegelijkertijd ook een van de meest ingewikkelde zaken. Wat is daar voor nodig?

Het vaardighedenonderwijs op een goede manier organiseren vraagt inzet van alle betrokkenen.

1. Eensgezindheid

Het is belangrijk dat alle neuzen dezelfde kant op staan. Dus bereik overeenstemming over…

  • welke (studie)vaardigheden wanneer (in welk leerjaar en liefst ook in welke periode van het schooljaar) het belangrijkst en het meest urgent zijn. Zo creëer je een doorlopende leerlijn.
  • de invulling van bovenstaande vaardigheden: welke stappen moet een leerling zetten om die vaardigheden zelfstandig te kunnen toepassen?
  • de planning van deze vaardigheden, maar ook van overlegmomenten, beoordeling etc.
  • de aanpak: wie geeft de lessen, in welk lesuur? Doorgaans gebeurt dat door de mentor in het mentoruur, maar je kunt als school aan eens aan andere opties denken: een studievaardighedendocent in een studie-uur, mentoren adopteren een vaardigheid waar ze het meeste mee hebben etc. Een docent die enthousiast is over de leerstof motiveert tenslotte het meest.
  • maar vooral over wat het belang van deze vaardigheden is; een leerling die ze toe kan passen, studeert effectiever en haalt betere resultaten.

2. Een planning

Wat moet er allemaal in die planning staan?

  • Lestijd: wanneer zijn deze vaardigheden het meest urgent voor de leerlingen? Het staat als een paal boven water dat je gemotiveerder bent als leerling, als datgene wat je moet leren urgent is. Als je het nodig hebt, of kunt gebruiken om beter te presteren. Plan vaardigheden dus op het juiste moment in het jaar in voor een optimaal resultaat. 
  • Overlegmomenten: overlegmomenten zijn essentieel voor een goed georganiseerd vaardighedenonderwijs. Ten eerste om het proces te bewaken, maar ook om ervaringen uit te wisselen en elkaar te motiveren. Niet iedere docent geeft deze les namelijk met evenveel gemak of plezier. Door regelmatig succeservaringen te delen en pijnpunten uit te spreken, leren docenten van elkaars aanpak.

Daarnaast zijn ook de overlegmomenten tussen mentor en vakdocent onmisbaar. Tijdens deze gesprekken kan besproken worden wat de rol van de vakdocent is en op welke manier hij/zij de vaardigheden in zijn/haar les laat terugkomen. 

3. Transfer

Met de transfer wordt bedoeld de vertaling van de theorie naar de praktijk: hoe gaat de leerling de theorie (mentorles) toepassen in de praktijk (vakles en huiswerk)?

De stappenplannen in ons lesmateriaal zijn daarbij essentieel. Deze leggen in begrijpelijke taal uit welke stappen leerlingen moeten zetten om tot een positief eindresultaat te komen. Deze stappenplannen kunnen ze gebruiken bij het huiswerk maken, maar ook in de vakles zelf. Ook is het een handig instrument voor de vakdocent en ouders. De vakdocent kan verwijzen naar het stappenplan op het moment dat hij/zij door heeft dat een leerling een bepaalde vaardigheid nog niet voldoende beheerst. Ouders kunnen de stappenplannen gebruiken om zijn of haar kind te ondersteunen bij het huiswerk maken.

4. Ondersteuning

Zowel de leerling als de mentor heeft bij tijd en wijle ondersteuning nodig.

  • Leerling: waar de één snel door heeft hoe hij een vaardigheid toe kan passen, heeft een andere daar meer tijd en ondersteuning bij nodig. Redelijk veel scholen hebben dan ook een extra ondersteuningsuur op het rooster staan. Daar worden leerlingen vraaggestuurd geholpen om de vaardigheid waar ze moeite mee hebben, onder de knie te krijgen.
  • Mentor: aangezien niet iedere mentor zich even senang voelt de vaardighedenles te geven, is ook op dat gebied scholing geen overbodige luxe.

5. Faciliteiten

Om te zorgen dat het vaardighedenonderwijs niet vergeten wordt, is het belangrijk om een aantal onderdelen te faciliteren.

  • Lestijd: helaas zie je dat de mentor- of studieles nogal eens een sluitpost is op het rooster. Twee lesuren (een mentoruur en een studie-uur), is tegenwoordig eerder uitzondering dan regel. En dat is zonde! De praktijk leert dat er in een mentoruur vaak (urgentere) zaken aan bod komen, waardoor het aanleren van belangrijke vaardigheden naar de achtergrond verdwijnt. Een apart studie-uur kan een oplossing zijn om te zorgen dat leerlingen toch de benodigde vaardigheden aanleren.
  • Digitaal: naast enthousiasme is ook variatie belangrijk om de motivatie bij leerlingen te verhogen; een goed werkend systeem en voldoende digitale elementen en afwisseling in de lessen zijn goede manieren om die motivatie hoog te houden. Zowel bij leerlingen als de docenten die de vaardigheden aanleren.
  • Methode: om al eerder genoemde redenen, is een goede methode belangrijk, enerzijds als kapstok en anderzijds als jas; een goede methode zorgt voor invulling en structuur. Sommige methodes bieden daarnaast tools voor ouders, docenten en leerlingen, en zelfs voor formats en opdracht om leerlingen te beoordelen op waar ze staan: in hoeverre beheersen de vaardigheid?

Goed georganiseerd onderwijs leidt tot gemotiveerde docenten/mentoren, ouders en vooral leerlingen en dus tot betere resultaten. Welke school wil dat nu niet? Een beter visitekaartje kun je als school niet hebben. Toch?

Misschien vind je dit ook interessant

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Search