Manieren van leren: Comenius, Westhoff en de Kleijn

Gepubliceerd op: 12 december 2012
Door: Hans Wendel

Als je iets wilt leren heb je grofweg twee manieren. Je hebt de probleemgerichte manier waarbij je leerlingen een probleem voorlegt dat ze moeten oplossen. Als je als docent een ‘slim’ probleem bedenkt, worden leerlingen enorm uitgedaagd. Ze gaan hard aan het werk en leren leerlingen precies die dingen die jij wilt dat ze leren. De tweede manier is meer ingeburgerd in het schoolsysteem: je verdeelt de leerstof in verschillende vakken, en bij elk vak leer je stapje voor stapje en op een eenduidige manier een onderdeel van het totaal. Je begint bij de tafel van 1, dan die van 2 etc. Of je begint met simpele Franse woordjes en pas later leer je een gesprek te voeren. Op die manier heb je gecontroleerde voortgang en weet je zeker dat belangrijke dingen behandeld worden.

Welke manier de beste is, weet niemand precies. Maar interessant is wel dat het huidige schoolsysteem steeds meer te maken heeft met motivatieproblemen bij leerlingen. Die zien niet in waarom ze iets moeten leren op de manier waarop ze dat nu krijgen aangeboden. Leerlingen hebben moeite om te zien dat vakken met elkaar te maken hebben. Dat literatuurgeschiedenis van alle talen onderlinge verbanden hebben. Dat eigenlijk alles met alles te maken heeft.

Er zijn veel mensen die iets vertellen over manieren van leren. Ik noem er hier drie.

Comenius
Om te beginnen de pedagoog, filosoof en theoloog Comenius, geboren in 1592, naamgever van veel scholen en een van de grondleggers van onze huidige onderwijsorganisatie. Comenius vond dat onderwijs aangenaam moest zijn en ‘de lust tot leren’ moest opwekken (dat was toendertijd een vernieuwing!). Comenius geloofde erin dat eerst ‘het naaste, dan het nabijzijnde, vervolgens het verwijderde, ten laatste het meest verwijderde aan de orde moet komen’. Eerst ‘dienen de zinnen geoefend te worden, daarna het geheugen, dan het begrijpen, eindelijk het oordelen’.

Westhoff
Gerard Westhoff ontwikkelde de metafoor van de ‘flipperkast‘: houdt bij het leren de bal zolang mogelijk in het spel zodat er zoveel mogelijk verbanden in de hersenen worden aangebracht. Deze metafoor sluit aan bij breininzichten van leren: door verbanden tussen hersencellen aan te brengen en die verbanden telkens (en op verschillende manieren) te activeren, leer je iets.

De Kleijn
Ten slotte Jos de Kleijn. Hij ontwikkelde het EBPV model. Dit model gaat uit van de gedachte dat leren begint bij het geven van aansprekende opdrachten of problemen die leerlingen moeten oplossen (dit is de E van Ervaring). Er zijn oneindig veel opdrachten te bedenken, zoals bijvoorbeeld: ‘de dijk verzakt, de buurt loopt gevaar, zorg voor een oplossing!’ Om de oplossing te vinden moeten leerlingen Begrippen onderzoeken, deel-Problemen oplossen en Vaardigheden toepassen.

Als ‘Tumulter van het eerste uur’ spreekt mij de actievere, probleemgerichte en ’tumultueuze’ manier van leren het meest aan. Misschien ook wel omdat dit past bij mijn eigen stijl: geef me een probleem en ik zoek, liefst samen met anderen, al lerend een oplossing! Welke manier spreekt jou het meest aan?

Misschien vind je dit ook interessant

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Search