Een nieuwe lesmethode: ja of nee?

Gepubliceerd op: 20 februari 2019
Door: Ebbo Bulder

Bij toeval of al zoekend kom je lesmateriaal tegen dat helemaal aansluit bij wat je wilt bereiken met de leerlingen. Misschien is deze methode interessant om aan te schaffen voor je school. Maar hoe bepaal je of je met deze methode wilt gaan werken? Daarvoor kun je kijken naar de directe inzetbaarheid en de toekomstbestendigheid.

Op zoek naar verandering

Als je naar nieuw materiaal zoekt mis je waarschijnlijk iets in het materiaal dat je nu gebruikt. Wat heeft de gevonden methode wel dat je huidige methode niet heeft? Zijn het bijvoorbeeld de verfrissende werkvormen die je aanspreken, of het gebruik van multimedia of digitale tools, of misschien de meer praktijkgerichte invalshoek op de lesonderwerpen? Een methode die aansluit bij de veranderingen die je wilt bereiken is interessant, maar het is ook belangrijk dat je de methode echt kunt gebruiken op school. Daarom kijken we eerst naar hoe goed de methode direct inzetbaar is.

Direct inzetbaar

Hoe gemakkelijk of moeilijk zal de overstap naar een andere methode zijn? Kijk daarvoor naar de ‘directe inzetbaarheid’ van de methode. Dit is bepalend voor hoe snel en makkelijk mee je ermee aan de slag kunt. Een voorbeeld: misschien vind je een methode met een mooi digitaal portfolio, maar als je de methode wilt gebruiken, moeten leerlingen regelmatig in de les met devices werken. Heeft jouw lokaal geen computers of andere devices? Dan moet je een alternatief bedenken voor het digitale portfolio.

Met de vragen hieronder kun je de directe inzetbaarheid van een methode checken. Hoe meer vragen je met ‘ja’ beantwoordt, hoe makkelijker je de methode kunt gebruiken in je lessen.

  • Past de methode in het huidige curriculum?

Volgen de hoofdstukken de leerlijn die je nu gebruikt, of moet je hoofdstukken overslaan of in een andere volgorde behandelen? In dat laatste geval: is de methode daar flexibel genoeg voor? Ontbreken bepaalde onderwerpen?

  • Zijn de werkvormen passend?

Denk aan de inrichting van het lokaal, de apparatuur, de extra benodigde materialen en de lestijd die je hebt. Denk ook aan hoe de leerlingen de werkvormen gaan ervaren: zijn de werkvormen ingewikkeld of juist makkelijk te begrijpen?

  • Zijn de opdrachten uitvoerbaar?

Denk aan de lestijd, maar ook aan de tijd die leerlingen besteden aan huiswerk. Kunnen leerlingen zonder extra uitleg en oefening aan de slag met de opdrachten in de methode? Is het voor jou makkelijk om feedback te geven op het werk van de leerlingen?

Toekomstbestendigheid

Het is logisch dat de methode op een aantal punten afwijkt van hoe je nu werkt (en dus niet volledig direct inzetbaar is). De methode is namelijk juist interessant omdat deze anders is dan de methode die je nu gebruikt. Bekijk de afwijkingen daarom goed vanuit de visie die jij, je collega’s en de school hebben op hoe jullie onderwijs er over een paar jaar uit gaat zien.

Wil jouw school bijvoorbeeld meer aandacht voor zelfregulerende vaardigheden? Dan is het interessant als de nieuwe methode meer uitdagende, authentieke problemen aan de leerlingen voorlegt waar ze in groepen aan moeten werken dan de huidige methode.

Wil jouw school meer digitaal doen en laptops aanschaffen voor in de les? Dan is de methode met het digitale portfolio misschien juist wel interessant.

De juiste balans

Kijk goed naar de balans tussen directe inzetbaarheid en toekomstbestendigheid. Is de methode alleen direct inzetbaar, maar niet toekomstbestendig? Denk dan goed na of een nieuwe methode echt nodig is. Is de methode alleen toekomstbestendig? Dan kun je waarschijnlijk beter nog even wachten met een nieuwe methode. Een mooie balans tussen directe inzetbaarheid en toekomstbestendigheid zorgt ervoor dat je gewenste veranderingen op korte termijn gerealiseerd kunnen worden.

Meer weten over het kiezen en aanschaffen van lesmateriaal? Lees deze blog.

Misschien vind je dit ook interessant

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Search